Bos meekrapwortel
Uit de wortels van de meekrapplant wordt de rode kleurstof alizarine gewonnen. Deze wordt met name gebruikt voor het verven van textiel - wol, zijde en katoen - en van leer. Vanaf de 16e eeuw wordt in Zeeland meekrap, Rubia tinctorum, verbouwd. Schouwen-Duiveland en Tholen vormen het centrum van de teelt.
De wortels worden gedroogd en vervolgens tot poeder gemalen. Het fijnste lichtgele poeder is het duurst, het grofste donkerrode poeder het goedkoopst. Met een meekraptoets worden monsters genomen en uitgespreid op een zwartgelakt plankje om de kleur en kwaliteit te beoordelen.
Meekrap is een echt exportproduct. Zo is in de
17e eeuw het overgrote deel van de Zeeuwse meekrap bestemd voor de Britse textielindustrie. De rode jas van het Britse legeruniform wordt geverfd met meekrap. Het zijn dezelfde redcoats die in 1809 korte tijd delen van Zeeland bezetten in een poging controle te krijgen over Antwerpen.
Oranje-blanje-bleu zijn de oorspronkelijke kleuren van de Nederlandse vlag. Het oranje uit de vlag bestaat uit een mengsel van meekraprood en gele verfstof van de plant wouw. Het geel verbleekt onder invloed van zonlicht, waardoor de oranjerode baan steeds moet worden bijgekleurd. Op een dag is besloten om dit bijkleuren achterwege te laten en wordt de Nederlandse vlag rood-wit-blauw.
In 1868 wordt een synthetisch, en goedkoper, alternatief voor de kleurstof gevonden. Dit luidt het einde in van de grootschalige meekrapteelt. De laatste decennia is er echter weer meer belangstelling voor de natuurlijke kleurstof en gebruiken sommige modeontwerpers meekrap weer als verfstof voor hun kledingstukken.