Johanna Taelebout (1568-?), echtgenote van Johan van der Stringe, Daniël van den Queeborne

Waarschijnlijk was het portret van Johanna Taelebout net als dat van haar man, de Middelburgse licentmeester Johan van der Stringe, oorspronkelijk ten voeten uit geschilderd. Beide schilderijen die binnen de Middelburgse familie Radermacher vererfden en in 1980 aan het Zeeuws Museum werden geschonken, zijn aan de onder- en bovenkant afgezaagd. Portretten ten voeten uit zijn aan het eind van de 16e eeuw vrijwel uitsluitend bekend van vorsten en vertegenwoordigers van de hoge adel. Pas tegen 1618 zien we in Amsterdam in de meest toonaangevende kringen van het stedelijk patriciaat dergelijke portretten verschijnen en dan nog zeer beperkt. De sterke ambitie van de Zeeuwse elite wordt door het gekozen formaat duidelijk zichtbaar. Het portret is ongedateerd en wordt toegeschreven aan Daniel van den Queeborne die op dat moment in de Middelburgse Abdij woonde.