Bokaal op houten voet met Amsterdams stadsgezicht
In de 18e eeuw nam de belangstelling voor diamantgegraveerde glazen af ten gunste van radgegraveerde en geslepen glazen. De techniek is heel anders dan die van de diamantgravure; door met een diamant in een graveerstift op glas te krassen, ontstaat contrast tussen licht (gekraste delen) en donker (gladde delen). Bij de radgravure wordt de tekening aangebracht door het glas te drukken tegen snel roterende radertjes, die met de voet in beweging worden gebracht. Men heeft het glas hierbij met beide handen vast. Bij deze techniek is het mogelijk verschillende dieptes in te slijpen en te variëren met een keuze aan wieltjes. Ook kan men het mat geslepen oppervlak weer gedeeltelijk glad polijsten. Letters worden meestal in hoofdletters uitgevoerd. De techniek werd rond het midden van de 17e eeuw vanuit Neurenberg naar de Nederlanden overgebracht. Vooral in de 18e eeuw was het zeer populair. Meestal werd hierbij gebruik gemaakt van geïmporteerde Engelse kelken van sprankelend helder loodglas of Duitse glazen van krijtglas.
De voorstellingen variëren van vriendschaps- en huwelijksglazen tot glazen met betrekking tot de kraamtijd. Ook is er een grote groep glazen bewaard gebleven die de Nederlandse economie tot onderwerp heeft. Gilden en andere gezelschappen hadden vaak hun eigen glazen met relevante voorstellingen. Tevens zijn er glazen met onder meer radgravures van wapens, stadsgezichten, buitenplaatsen, de seizoenen, handel en visserij. Bij alle mogelijke gelegenheden kon met toepasselijke glazen een dronk worden uitgebracht.